In dit artikel leest u zowel ontkrachtigingen van ‘bewijzen’ van het bestaan van god als ‘bewijzen’ van het niet-bestaan van god. Dat zijn twee verschillende soorten bewijzen. Bij de eerste soort volstaat het als de gevoerde bewijslast voor het bestaan ongeldig wordt gemaakt. Bij de tweede soort wordt (nieuw) materiaal gebruikt om ‘actief’ het niet-bestaan van god aan te tonen.
Het is belangrijk, dat u ‘godsdienst’ en ‘religie’ niet door elkaar haalt. Het begrip ‘religie’ is in de loop der eeuwen steeds meer gaan lijken op het begrip ‘godsdienst’, maar het begrip ‘religie’ (latijn: religare, letterlijk: opnieuw samenbinden) omvat alles, dat een cultuur actief identificeert. Het is in feite synoniem met ‘cultuur’ met dat verschil, dat ‘religie’ de denotatie heeft van actieve en vanzelfsprekende verbondenheid, die niet of nauwelijks in de loop der tijd verandert. Het is ‘actief’ vanwege het voorvoegsel ‘re’ (opnieuw, dus er moet actie zijn) en het werkwoord ‘ligare’. Kortom, een actieve langdurige verschijning van cultuur, waarbij de energie, die mensen steken in het bijeen brengen en houden van een gemeenschap centraal staat. Dit uit zich in verhalen, symbolen, rituelen en (verering van) helden. Een actieve fanclub van een voetbalclub zou je ook als religieus kunnen bestempelen in de oorspronkelijke betekenis van het woord. Het woord ‘league’ bijvoorbeeld in ‘Champions League’ is een conjugatie van het Latijnse werkwoord ‘ligare’ (Champions League = verbond van kampen/gevechtsclubs, ligatuur = verbandmiddel, liga (It.) = verbond, bond, verbintenis, etc.). Voor dit artikel is het echter van belang te beseffen, dat godsdienst ‘slechts’ één van de vele vormen van religie is en altijd uit de essentie ‘religie’ is voortgekomen. Godsdienst is een product van cultuur met het doel een gemeenschap samen te binden die bestaat zolang mensen daar energie in stoppen. Wat godsdienst verder onderscheidt van religie (in feite specialiseert) is het feit dat de ‘held’ in deze cultuur één specifiek symbool (Mohammed, Jezus, Buddha etc.) betreft, dat unaniem door de hele groep binnen de godsdienst wordt vereerd. Dat specifieke symbool heet op dat moment ‘god’.
Als u in het vervolg van dit artikel het woord ‘godsdienst’ leest, worden bewust andere vormen van religie (zoals polytheïsme, atheïsme, agnosticisme, natuurverering, astrologie, voetbal fanclubs etc.) uitgesloten.
Voordat ik in onderstaande betoog traditionele tegenbewijzen ga presenteren en toelichten wil ik de lezer graag wijzen op de gebruikte technieken om de bewijzen te pareren of te ontkrachten. In wezen zijn er twee verschillende technieken/methodes toegepast: op basis van vorm en op basis van inhoud.
Voor zover het de vorm betreft, is het tegenbewijs veelal gebaseerd op het blootleggen van een logische inconsistentie, bijvoorbeeld door een drogreden of een cirkelredenering aan te wijzen. Inhoudelijk zijn de tegenbewijzen vaak ingewikkelder en vooral zwakker. Wat de wetenschapper als wapen weet in te zetten, namelijk methodologisch empirische en logische bewijsvoering, wordt bij inhoudelijke argumentatie als wapen tegen dezelfde wetenschapper gebruikt. Desalniettemin komen beide bewijsvoeringen voor. Waar noodzakelijk zal ik ze ook aanstippen in onderstaande betogen.
Deze sectie is opgezet als volgt. Eerst wordt een algemeen tegenbewijs aangevoerd en vervolgens wordt, daar waar nodig, een meer specifiek bewijs tegenbewijs uit de doeken gedaan.
Algemeen tegenbewijs
Het algemeen tegenbewijs tegen het bestaan van god, als schepper en hoeder van hemel en aarde met de het/hem/haar toegekende macht om het leven op Aarde te bepalen, valt op te vatten als twee vormen van bewijsvoering. De eerste vorm is het tegenbewijs door aanvoeren van argumenten die de oorspronkelijke bewijsvoering ontkrachten. De tweede vorm is het aanvoeren van argumenten voor bewijs, dat los staat van de oorspronkelijke godsbewijzen en in wezen nieuw is en nieuwe argumenten inbrengt. Beide vormen worden gebruikt in de drie onderstaande tegenbewijzen, die ik schaar onder het algemeen tegenbewijs:
Een antwoord op de vraag: Hoe groot is de kans dat alleen úw geloof het juiste geloof is? Het zogenaamde ‘empirisch evidentialistisch’ bewijs: U kunt alleen maar geloven als uw geloof bewezen verklaard is als ‘het enige en ware geloof’. Dus opnieuw, hoe groot is de kans, dat uw geloof het juiste geloof is?
Het versterken van het ‘geloof’ in de evolutietheorie, waaronder begrepen biologie, psychologie, neurologie en sociologie. Dat laatste levert vervolgens een tegenbewijs voor het bestaan van god op ‘nieuwe gronden’.
Het ontkrachten van de godsbewijzen op rationele en logische gronden.
In de onderstaande secties zal ik ze één voor één de revue laten passeren. Ik hoop dat het duidelijk is, dat ik mijn ‘mening’ volledig buiten beschouwing laat. Die ‘mening’, voor zover het een wetenschapper past om die te uiten, zal ik in het hoofdstuk 6 ventileren.
Hoe groot is de kans dat uw geloof het juiste geloof is?
Bedenk, dat er op dit moment over de Aarde verspreid ongeveer 10000 geloven zijn of zijn geweest. In deze 10000 geloven komen ongeveer 1000 goden voor. De monotheïstische godsdiensten kunnen met ongeveer 4,1 miljard aanhangers het merendeel van de totale bevolking tot hun aanhang rekenen. Binnen deze drie monotheïstische godsdiensten is het Christendom het grootst met ongeveer 2,3 miljard aanhangers, gevolgd door Islam met 1,8 miljard. De rest van de wereldbevolking is Hindoe (900 miljoen), Boeddhist (380 miljoen) of niet in een geünificeerde vorm gelovig. Het Jodendom tenslotte is een heel kleine godsdienst met ongeveer 14 miljoen aanhangers. De Islam, Jodendom en Christendom claimen ieder voor zich, dat ze het ware geloof zijn en dergelijke claims worden in diverse gremia en op diverse podia gemaakt. Vanuit een historisch perspectief is de oorsprong van Islam en Christendom gelegen in het Jodendom. Ik denk dat terecht de vraag zich aandient, welk geloof het ware geloof is? En hoeveel pech heb je dan, als je toevallig daar niet bij hoort? En welke zekerheden heb je als het gaat om de ‘verkeerde’ keuze, of de pech geboren te zijn in een cultuur waarin de verkeerde godsdienst dominant is? Brand je dan eeuwig in de hel? Of verdien je het niet om te leven? Of heb je dan geen idee wat moreel correct handelen is? En volg je dan dus wellicht de ‘verkeerde’ aanwijzingen om ‘goed’ te doen? Met andere woorden, ben je dan een kind van een mindere (of niet bestaande) god?
De hier gestelde vragen kunnen niet beantwoord worden. En omdat deze vragen onmogelijk beantwoord kunnen worden, is de ware god niet gekend. Wat niet gekend is kan niet bestaan. Ergo, de ware god bestaat niet.
Hoe simpel dit tegenbewijs ook moge lijken, er zit een complexe wereld van existentialistisch denken achter, dat zich uit in diverse cultuuruitingen, zoals het Confucianisme, Taoïsme, Boeddhisme en Hindoeïsme. Wat deze culturen (religies) gemeen hebben, is dat ze binnen hun cultuur de religie gebruiken om innerlijk geluk, saamhorigheid en gemeenschapszin te koesteren. Nu zou je kunnen tegenwerpen, dat god zo omnipotent en groots is, dat hij zelfs deze religies heeft ontworpen, zodat ze passen binnen de cultuur in met name Aziatische landen. Maar dat leidt dan tot een drogreden, die we vaker zullen tegenkomen bij de tegenbewijzen, namelijk, dat de conclusie gebaseerd is op, en eigenlijk dezelfde is als de aanname, dat god MOET bestaan.
Het (versterken van het) ‘geloof’ in de evolutietheorie?
Het versterken van het geloof in de evolutietheorie is een inhoudelijke tegenwerping op het creationisme. De wetenschappers die zich hiermee bezighouden hebben inhoudelijk een krachtig wapen. Evolutiebiologen zoals Richard Dawkins en Dan Dennett hebben talloze publicaties op hun naam staan en trekken met hun lezingen volle zalen. In plaats van het creationisme af te vallen, is hun bewijslast erop gericht, om de evolutieleer krachtiger en beter voor het voetlicht te brengen, waardoor het creationisme vanzelfsprekend wordt verzwakt. Ik geef in dit hoofdstuk een korte bloemlezing van hun bewijsvoering.
Genoom onderzoek onderschrijft de wetten van Darwin. De ‘formule’ van de mens is verscholen in het DNA. De DNA streng is de ‘formule’ waaruit de chemische reacties worden gestuurd, die leven mogelijk maken. Wereldwijd genoomonderzoek legt inmiddels overtuigend bloot, dat de evolutie van de mens terug te herleiden is naar leven, dat miljoenen jaren oud is. De vondst van Lucy (een aap van ongeveer 3,2 miljoen jaar oud) is de oudst bekende mensachtige. Lucy liep rechtop, had de herseninhoud van een chimpansee en was ongeveer 110 cm hoog. Paleontologisch onderzoek en DNA-onderzoek hebben aannemelijk gemaakt, dat de Homo Sapiens ongeveer 200.000 tot 300.000 jaar oud moet zijn en een evolutie is van een mensachtige zoals Lucy.
De redeloze natuur. Volgens Daniel Dennett (2007) is de natuur simpelweg de natuur. Ze bevat geen rede, ze is er gewoon en alles dat zich daarin beweegt, beweegt zich volgens natuurwetten en zonder (in ieder geval voor de mens) aanwijsbaar doel. Als je van een ontwerp kunt spreken, zit het ontwerp in de natuur maar niet in welk brein dan ook. Let wel: Darwin sprak van een natuur zonder ‘reden’, Dennett van een natuur zonder ‘rede’. Als voorbeeld geeft Dennett de parasiet, die in de maag van een kat moet komen om zich te handhaven. Daartoe infecteert de parasiet het brein van een muis, die zich overmoedig gaat gedragen en in de openheid rondloopt zonder vrees. De kat heeft zo een eenvoudig te verschalken hapje en voilà, de parasiet is binnen. De parasiet heeft geen intelligent brein. Sterker, het brein, of beter gezegd, de rede (ratio) ontbreekt. Gelijkend op het vorige voorbeeld is het levensverhaal van de ‘kleine leverbot’, een parasiet, die in de maag van een schaap of koe wil komen om zijn voortbestaan te garanderen. Daartoe infecteert de parasiet het brein van een mier, die daardoor de neiging krijgt om bovenop grassprietjes te gaan zitten. Het schaap zal de mier bij het eten van het gras zeker verschalken. En zie, de parasiet is in de maag van de koe of het schaap.
De logische vervolgvraag dient zich aan: Zijn dergelijke mechanismes ook bij de mens aanwezig? En zo ja, hoe werkt dat dan? Volgens Dennett (2007) is dat zeker het geval, vorm gevat in de religie (wat hem tot de conclusie leidde dat ‘religion is infecting your brain’, hoewel ik zelf liever wil stellen: ’Religion is the consequence of an infected brain’). Hoe dit is vorm gevat in de mens en hoe dat tot religie leidt is toegelicht door Andy Thomson. Volgens Thomson (2009) is religie het nevenproduct van cognitieve mechanismes, die vroeger in de evolutie van de mens (eigenlijk: elk zoogdier) een ander doel dienden. In ‘Cognitieve mechanismes’ vindt u een overzicht van de eigenschappen behorend bij cognitieve mechanismes. De oer-stimuli die in de hersens tot gedrag leiden zijn van oorsprong in de mens ontstaan om in de diverse omstandigheden te kunnen overleven. Het betreft 3 stimuli: de zucht naar vet, suiker en zout. In deze tijd, waarin de stimuli steeds beter gekend worden, doet de commercie en de industrie hier zijn voordeel mee. Vergelijk de behoefte van de mens om ongezond te eten; de verleiding om een hotdog of burger bij een McDonalds of andere keten te verorberen is groot. 100.000 jaar geleden was suiker (in vruchten) alleen in het seizoen dat bomen en struiken vruchten dragen beschikbaar, was vet alleen beschikbaar als er dieren waren en was zout alleen beschikbaar als de mens het tegenkwam in zijn omgeving of in bijvoorbeeld peulvruchten. Schaarse goederen dus, die de jager-verzamelaar zo veel mogelijk verzamelde. U vraagt zich wellicht af, wat dit te maken heeft met het geloof in god. Welnu, als u accepteert, dat er processen in ons brein actief zijn, die vroeger een ander doel dienden, maar nu zijn ‘gekaapt’ voor een nieuw doel kunnen we een aantal van deze complexe processen nader belichten en hun verband met religie aannemelijk maken.
Drie van deze zogenaamde ‘cognitieve mechanismes’ worden hier aan u gepresenteerd. Een uitgebreide beschrijving vindt u hier:
‘Ontkoppelde cognitie’: Het vermogen om in gedachten een bedachte sociale interactie te hebben met een persoon, zonder dat u die persoon kent of ontmoet heeft.
‘Hyperactieve agent detectie’: Het vermogen om dingen te detecteren die ons vreemd zijn zonder te weten wat daar precies vreemd aan is.
‘Intuïtieve redenering’: Het vermogen om in te vullen wat de ontbrekende stukjes zijn om tot een samenhangende verklaring voor een gebeurtenis te komen, zonder dat die stukjes echt bestaan. Oorspronkelijk bedoeld om in combinatie met bovenstaande een goed beeld te krijgen van de kansen van overleven in benarde situaties.
Een niet te vergeten menselijke eigenschap is het verlangen naar sociale verbondenheid, gelegen in het feit, dat een groep beter beschermd is tegen vijanden dan een individu. Het is belangrijk om dit aspect ook even uit te diepen. Sociale verbondenheid is gelegen in de zogenaamde ‘hechting mechanismes’, de belangrijkste bescherming bij zoogdieren. Ik noem ze u hieronder en licht ze kort toe:
Angst om te onthechten: Bang om je omgeving te verliezen omdat je anders denkt dan de rest of omdat je gedrag vertoont, dat door de groep niet wordt geaccepteerd. Erg krachtig. Het opgeven van verbondenheid is zo sterk tegennatuurlijk, dat het verschrikkelijk lastig is om te doen en bijzonder onaangenaam om te ervaren. In het verlengde hiervan ligt de door psychologen genoemde cognitieve dissonantie: Het ‘recht praten’ van een gebeurtenis of handeling, nadat je erachter kwam dat je fout zat: Je hebt bijvoorbeeld afgesproken om een week lang geen suiker te eten, omdat je wil afvallen. Op dag 3 word je betrapt met een koek in je hand. Je reactie is dan één van volgende: Je zegt: “Ik had een zware dag, suiker is eigenlijk prima omdat ik het nodig heb en ik fiets het er morgen weer af”, of: “Ik had die belofte niet moeten maken, ik zit fout, je hebt gelijk”. In het eerste geval is dat cognitief dissonant, in het tweede geval realistisch perceptief gedrag.
Overdraagbaarheid: We baseren onze sociale interacties op eerdere ervaringen. Kinderen accepteren en geloven alles van een oudere, omdat ze alles willen leren. Dit is een noodzakelijk en logisch gevolg van de evolutie. De redenering is onmogelijk om te draaien. Recent onderzoek laat zien, dat de prikkels die in de amygdala (in ons brein) optreden en gelinkt zijn aan de functies in de hersenstam meer of mindere verbindingen met de orbitofrontale cortex maken. De amygdala spelen een centrale rol bij de verwerking van angstprikkels. Deze angstprikkels worden ‘gevoed’ door prikkels uit de orbitofrontale cortex, die verantwoordelijk is voor de verwerking van zintuiglijke prikkels (geluid, geur, zicht en tast). Een slechte ‘verbinding’ tussen deze gebieden veroorzaakt bij mensen een verminderd besef van angst, die cruciaal is om te overleven. Door angst te voelen, of liever, door gevaar op een juiste manier te interpreteren, overleeft de soort levensbedreigende situaties. Welnu, hoe slechter die verbindingen zijn, des te dissociatiever ons brein functioneert. Met andere woorden, angst wordt zowel bij jezelf als bij anderen niet meer herkend. Het gevolg is psychopathisch gedrag. De verbindingen tussen de drie gebieden in de hersens (amygdala, orbitofrontale cortex en hersenstam) worden op heel jonge leeftijd ontwikkeld, waarbij vooral een veilige beschermde omgeving en een liefdevolle, aandachtsvolle opvoeding cruciaal zijn. Kinderen die in een dergelijke omgeving opgroeien maken meer kans om te overleven dan kinderen, die in een vijandige omgeving opgroeien. Eenmaal aangelegde verbindingen zijn blijvend, dus later raken we dit niet meer kwijt. Dat wil zeggen, dat we ook op latere leeftijd blijven vertrouwen op autoriteit. Het zogenaamde Milgram experiment toont dit overduidelijk aan. Men heeft niet veel nodig, om een verhaal van een superieur voor waar aan te nemen. En als dit goed wordt georganiseerd, wordt deze waarheid universeel. Zoals gezegd is het omkeren van dit effect zo goed als onmogelijk. Hoewel het in de jaren 60 van de vorige eeuw uitgevoerd experiment de laatste tijd veel kritiek krijgt en de wetenschappelijke waarde duidelijk in twijfel wordt getrokken, staat één ding nog steeds ontegensprekelijk vast: Als een goed geframed verhaal wordt verteld, volgen de mensen als makke schapen. In Milgram’s experiment was de conclusie een bevestiging van de zogenaamde ‘volgzaamheidstheorie’, terwijl het werkelijke psychologische verschijnsel veel complexer is. Een wellicht meer aansprekend voorbeeld is de ongelooflijk sterke charismatische werking van Adolf Hitler in combinatie met het propaganda-apparaat van Josef Goebbels.
Tot slot de ‘empathie’: De mens is in staat om lijfelijk de emoties, die anderen ervaren te voelen. Een hoog zoemende tandartsboor bijvoorbeeld wordt in ons brein omgezet in een onaangename pijnsensatie in de mond. Maar ook fijne emoties worden gevoeld: Bij mij ontstaat een fijn gevoel als ik iemand vis zie eten. En dit geldt ook voor fysieke pijn. De aanblik van een persoon die zich met een mes verwondt veroorzaakt in ons brein precies dezelfde sensatie. Deze sensaties op afstand ontstaan niet alleen omdat je je een voorstelling ervan maakt maar de prikkels ontstaan daadwerkelijk op dezelfde plek en op dezelfde wijze in het brein als bij de ander, die die pijn daadwerkelijk wordt aangedaan. Dit is relevant omdat het ons helpt om een voorstelling van een situatie te maken, die niet veilig is. Men wordt daardoor in de gelegenheid gesteld om met verstand de acties te beïnvloeden (door bijvoorbeeld weg te rennen of te vechten).
Verklaring van de rituelen
Door bovenstaande principes in de tijd te plaatsen is het een kleine stap om de noodzaak van rituelen te verklaren. De ratio koppelt gedrag aan oorzaak en gevolg, en de onbewuste prikkels in het brein zorgen ervoor dat een autoriteit wordt geloofd en vertrouwd. Het is te kort door de bocht om te stellen, dat rituelen louter bijgeloof zijn, omdat de kennis van de natuurwetten niet aanwezig was. De stelling bijvoorbeeld, dat rituelen rondom de verering van bosgoden zijn bedoeld om de goede zin van de goden op te roepen, zodat men beschermd is en voldoende voedsel aanwezig is, is op een veel meer fysiologische manier uit te leggen. Zoals hierboven gesteld, zijn hier noodzakelijke door evolutie ontstane mechanismes in ons brein aan het werk. Het feit dat er cognitie bij is betrokken maakt de rituelen hooguit ingenieuzer en complexer, maar in principe verschillen ze niet van de ‘rituelen’ van de lagere organismes, zoals de trekbewegingen van vogels, het groepsgedrag van insecten en de aanvalsmechanismes van ‘slimme’ parasieten.
De tijdloze natuur
De tijdloze natuur. Astronomen hebben veel bewijs vergaard dat het heelal ongeveer 13,8 miljard jaar oud is, onze zon ongeveer 4,6 miljard jaar en de Aarde ongeveer 4,5 miljard jaar. Dat is een enorme tijdsspanne, die het zeer onwaarschijnlijk maken voor mensen te begrijpen, wat dat voor de evolutie betekent, omdat het brein van de mens niet méér kan beseffen dan een tijdsspanne van een paar eeuwen. Leven op Aarde is ongeveer 3,5 miljard jaar geleden ontstaan (Dawkins & Krauss, 2012) en heeft er grosso modo 500 miljoen jaar over kunnen doen om deze primitieve levensvormen te vormen (Hawking, 2018). Volgens de nieuwste wetenschappelijke inzichten is dit leven ontstaan uit sterrengruis van oudere sterren dan onze zon. Dit is gebaseerd op de fysieke processen die zich rondom ons afspelen. Het leven bestaat voornamelijk uit de acht à negen elementen, zijnde de atomen waterstof, helium, lithium, koolstof, stikstof, zuurstof, fluor en een aantal lichtere metalen, zoals aluminium, ijzer calcium, silicium en kalium. Het zijn ook de bouwstenen van ons heelal. Alle sterren, waaronder onze zon, genereren gedurende hun leven energie en nieuwe elementen door kernfusie. In een jonge ster wordt door fusie Helium uit Waterstof gemaakt. Naarmate de hoeveelheid Waterstof daalt en de hoeveelheid Helium stijgt ontstaan door fusie zwaardere elementen volgens de zojuist opgesomde lijst. In onze zon wordt op dit moment voornamelijk Helium gevormd, omdat de zon te jong is om zwaardere elementen te vormen. Oudere sterren produceren door een combinatie van kernfusie en kernsplijting een heel scala aan elementen, die ook op Aarde voorkomen maar niet in de zon. Het is goed mogelijk dat moleculen in je rechterhand van een ander sterrenstelsel afkomstig zijn dan de moleculen in je linkerhand. Evolutie heeft een immense tijdspanne tot zijn beschikking gehad om in 25 miljoen jaar tijd de evolutie te volbrengen van aap tot mens. Daarvan is de meest recente ‘stap’ in de evolutie (de Homo Sapiens, ontstaan tussen 300.000 en 85.000 jaar geleden) ook degene geweest die ervoor zorgde, dat 98% van het leven op aarde in dienst kwam te staan van de mens. In de 4,5 miljard jaar dat de aarde bestaat is 99,9% van alle leven inmiddels uitgestorven. Het is daarom belangrijk om te beseffen, dat de evolutie te langzaam gaat om voor ons tijdens ons leven zichtbaar te zijn. Darwin was zich bewust van dit feit maar zijn tijdgenoten konden niet geloven dat de Aarde zo oud moest zijn om evolutie volgens Darwin mogelijk te maken. In 1862 berekende Kelvin bijvoorbeeld, dat de Aarde 20 tot 40 miljoen jaar oud moest zijn, hetgeen te kort is om de evolutietheorie eenduidig en onomstotelijk te bewijzen. Even later (begin 20e eeuw) ontstonden nauwkeurigere schattingen, die tot op de dag nog steeds worden bijgesteld, maar de bijstellingen worden steeds kleiner, oftewel, het aantal cijfers achter de komma neemt toe.
Het ontkrachten van de godsbewijzen op rationele en logische gronden.
Op dit punt aangekomen heeft u nog steeds niet een eenduidige definitie van god gekregen. Als het onderwerp van dit artikel ‘god’ is, zou het toch op een gegeven moment duidelijk moeten zijn, waarover we het dan hebben?
Stel u daarom voor, wat het voor u betekent, als ik in dit artikel postuleer, dat de god waarin u gelooft, onmogelijk kan bestaan? Over welke god hebben we het dan? Wat is mijn uitgangspunt? Wat betekent god voor de schrijver? En wat betekent god voor u? Herinnert u zich de twijfel aan het begin van dit artikel, die ik had tussen het ex-ante en ex-post bewijs? Ga ik bijvoorbeeld uit van een vooraf gedefinieerde god en bewijs ik vervolgens zijn bestaan? Of ga ik uit van een niet bestaan van god en probeer ik god aan te tonen in de empirie? Het dilemma ontrafel ik in dit hoofdstuk.
Daartoe stel ik, dat taal een krachtig machtsmiddel is. Ik kan u met taal namelijk ‘vormen’, om op een bepaalde manier te denken. Om dit te illustreren, ga ik u meenemen naar de Maan. Vorige week heb ik namelijk in een ruimtecapsule een reis om de Maan gemaakt. De excursie was me aangeboden door Elon Musk, die heel graag Twitter wil behouden en Twitter wil inzetten om anderen te enthousiasmeren ook dezelfde en grotere ruimtereizen te maken! Het was een bijzondere ervaring, waarbij ik me vooral de Aardopkomst kan herinneren (de Aarde die aan de horizon verschijnt terwijl de EMLunar capsule rondjes om de maan draait). Magnifiek gezicht en om met Wubbo Okkels te spreken de blik op een ongelofelijk kwetsbaar hemellichaam. Het maakt je heel klein.
Bent u er nog? Die reis maakt u waarschijnlijk ook meerdere malen per dag. Het is een resultante van rationeel denken en emotionele driften. Alléén de mens is in staat om volledig geïsoleerd van anderen in gedachten een situatie te bedenken en die te projecteren op een ander persoon of wat dan ook. Ik lichtte dat al toe in het vorige hoofdstuk en het heet ‘ontkoppelde cognitie’: Door de potentie van de mens om volledig geïsoleerd tot gedachten te komen, wordt welke overtuiging dan ook zó sterk, dat ratio geen enkele grond meer heeft.
Is dit als tegenbewijs voor het bestaan van god genoeg?
Ik denk van niet, omdat enig bewijs overtuigend en voldoende moet zijn voor de mensen die in een dergelijk dogma (zijnde vast geloof in god) gevangen zitten om dit idee te aanvaarden. Aangezien bovenstaand logisch gezien een tegenspraak is, gaat het tegenbewijs nooit aanvaard worden. Daarom sluit ik dit hoofdstuk graag af met de boodschap dat een algemeen godsbewijs niet valt te ontkrachten op rationele en logische gronden, aangezien de ontvanger van de tegenbewijzen deze met zijn eigen cognitie zal interpreteren. Daarentegen nodig ik u graag uit om hieronder de specifieke argumenten tegen de eerder gepresenteerde bewijzen tot u te nemen.